Speech burgemeester Han van Midden tijdens Dodenherdenking 2023

Samenhang is een machtig fenomeen. Het is overal, vaak zonder dat je het ziet.

Al vroeg leerde ik als kind over samenhang. Zo leerde ik dat Nederland, België en Luxemburg zelfstandig waren, maar dankzij een verdrag toch bij elkaar hoorden.

Later ontdekte ik de fascinerende samenhang tussen getallen die ogenschijnlijk niets met elkaar van doen hadden: 1, 3, 7, 11, 13, 17 enzovoort. De welbekende priemgetallen.

Zij zijn ondeelbaar, behalve door zichzelf. Hoewel ze dus volledig op zichzelf staan, horen ze ook bij elkaar.

Over het dierenrijk leerde ik dat dieren die zichtbaar van elkaar kunnen verschillen, toch deel uit kunnen maken van dezelfde genetische ordening.

Zo viel ik van de ene verbazing in de andere. Of het nu om scheikunde, biologie of grammatica ging: alles leek te bestaan in en bovendien uit samenhang. Uiteindelijk stapte ik met dat inzicht de wereld in: vrijwel niets staat volledig op zichzelf.

Dat geldt ook voor onze samenleving, die staat bol van de samenhang tussen mensen, zowel onderling als met hun omgeving.

Achtenzeventig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog stel ik echter vast dat die samenhang ongewenste ontwikkelingen doormaakt.

Ik zie groeiende samenhang tussen maatschappelijke problemen en zie krimpende samenhang tussen mensen, tussen inwoners.

Met name het laatste vind ik zorgelijk. Want als wij, als individuen niet erkennen – of willen erkennen – dat we een gemeenschap vormen, zullen de levensgrote opgaven waar wij voor staan als mensheid eerder verergeren dan afnemen.

Het roept een gedurfde vraag op. Is er een verband tussen individualisering en de kans op een gewapend conflict? Een vraag waar ik een antwoord op ga proberen te geven.

Tot diep in de vorige eeuw deelden we onze openbare ruimte in het besef van gemeenschappelijkheid. De straat, het bos of het strand was van iedereen. Omdat je je deel van het geheel voelde, hield je ook rekening met elkaar.

Het was geven en nemen. Je vertrouwde erop dat jij – maar ook de ander – grofweg evenveel gaf als nam. Je smeet geen afval op straat, reed geen 100 door de bebouwde kom of passeerde een ander die zichtbaar hulp nodig had.

Wie lak had aan dat evenwicht, kon op correctie rekenen. Thuis, op school of werk, in de sociale kring, op de vereniging, vaak in de kerk, maar zeker ook op straat. Want dat is de essentie van samenhang: beseffen dat het gedrag van de één gevolgen heeft voor het grote geheel.

Achtenzeventig jaar vrede, vrijheid en economische groei hebben onze individualisering versterkt. Wij kunnen het zonder de ander – of denken dat te kunnen – want technologie heeft ons zelfredzamer gemaakt.

Dat we elkaar sterker dan vroeger met rust laten, zou je ook als teken van tolerantie en vrijheid kunnen zien. We laten elkaar, zonder dwingend voor te schrijven hoe je hoort te leven.

Ik denk dat tolerantie hoort bij een samenleving die wil dat elk individu zo goed mogelijk uit de verf komt en haar of zijn vrouwtje of mannetje kan staan.

Dat levert niet alleen persoonlijk geluk op, maar maakt ook de gemeenschap veiliger en sterker.

Er is alleen wel een optimum, en ik vraag me oprecht af of we dat niet te ver zijn gepasseerd. We missen immers het potentieel correctieve vermogen van onze samenhang. Vermogen dat we nu juist zo hard nodig hebben.

Afgelopen week dacht ik na over nationale uitingen van gemeenschappelijkheid. Zijn ze er nog, naast Koningsdag, de Dodenherdenking en Bevrijdingsdag?

Ja, bewijst onze betrokkenheid bij Oranje op een EK- of WK-voetbal, maar ook bij de aanslagen op politicus Pim Fortuyn of journalist Peter R. de Vries.

Bij gelegenheid leven we nog als één koninkrijk mee. Maar er hoort wel een kanttekening bij: als je een lijstje van gebeurtenissen samenstelt, blijkt dat we elkaar vaker in nationale ontzetting vinden dan in gezamenlijke vreugde. Oftewel: het donker lijkt ons Nederlanders onderhand meer te verenigen dan het licht.

Hoe afschuw kan binden, toont ook de vrijwel unanieme reactie op de inval van Rusland in Oekraïne.

Terug naar de gedurfde vraag die ik eerder in deze toespraak stelde. Ik vroeg of individualisering de kans op een oorlog vergroot. Ik hoop vurig van niet, maar sluit het niet uit.

Want als je tot elke prijs of bij herhaling je eigen belang boven het gemeenschappelijk belang stelt, dan verlies je volkomen uit het oog dat je deel uitmaakt van iets groters. Dat leidt onherroepelijk tot vervreemding en conflict.

Dat kan op elke schaal gebeuren. In liefdesrelaties en vriendenkringen, maar ook in sportverband, zakelijke samenwerking of politiek – lokaal, nationaal, Europees.

Kijk naar onze nationale politiek, met meer afsplitsingen en partijen dan ooit, is er ook meer conflict dan ooit met een totaal verlies van vertrouwen door de kiezer.

Op elk niveau is het zaak om het gemeenschappelijk belang niet uit het oog te verliezen.

Want we verliezen niet alleen vertrouwen in elkaar, we raken vertrouwen van anderen kwijt. En dat wordt dan automatisch een gemeenschappelijkheid: wantrouwen in elkaar, wantrouwen in groepen mensen die anders denken en angst voor de ander. Een dergelijke bevinding vertoont verdacht veel paralellen met perioden voorafgaand aan gewapende conflicten.  

Hoe nu verder?

Onze geschiedenis geeft niet de antwoorden. Daar is ze niet voor 'gemaakt'. Wij mensen leren slecht van het verleden en een eenduidige lezing over de geschiedenis ontbreekt.

Wat naar mijn overtuiging wel kan binden, is de toekomst.

Beter gezegd: onze verantwoordelijkheid om te werken aan een wereld waarin de volgende generaties de gruwel bespaard blijft dat zij een nieuw oorlogsmonument moeten onthullen.

Dat is wel het minste dat wij verschuldigd zijn aan allen die hun leven voor ons gaven.

Hun namen zingen rond in onze vrijheid. Dat is onze plicht, dat is uw plicht, dat is mijn plicht, dat is ook en misschien wel de allermooiste betekenis van ‘ik’.

Dank u wel.